vandaag moet het zijn

Vandaag herdenk ik alle dagen van mijn leven. Het oorlogsbloed dat door mijn aderen stroomt, mijn hart koud met slib van angst voor geweld. Niet ik, maar zij die voor mij gingen, voerden bevend het wapen, registreerden met eigen ogen, eigen lijf. Voor het leven getekend, op naar de toekomst, niet meer praten, handen uit de mouwen. De oorlog likt zijn wonden en lekt zijn vuil venijn. De nachten zwart en vol van dood schreeuwen om aandacht, slaan en schoppen om zich heen. Willen grijpen, willen redden, willen vastpakken en weer weg. De ouders ontredderd achterlatend in bloed, in pijn, in scherp verdriet. Ik begrijp het niet. Maar voel. En zie. En onderga. Wil grijpen, wil redden, wil vastpakken, wil weg. Duik onder mijn dekens en wacht tot de stemmen bedaren en het licht tot slot uit. Dagen vol zwijgen, met nietszeggende woorden, met ogen die kijken in een duister niets. Dagen vol daden om het verleden toe te dekken, te laten verdwijnen in een toekomstvolle tijd. Daden die dienen, die helpen, die voeden, die bouwen, die leren, hard werkend aan een nieuw bestaan. Die, hoe ze ook hun best doen, niet kunnen voorkomen dat het monster blijft wachten tot het zijn slag weer kan slaan.

Vandaag herdenk ik alle dagen van hun leven. Hun angst, hun wanhoop, hun verdriet, hun pijn. Hoe de oorlog verdween, maar niet uit hun zijn. Vandaag geef ik stem aan hen die zo streden, aan hen die leden aan onnoemlijke angst. Vandaag geef ik stem aan mijn eigen verleden, doorbreek de muur van het zwijgen, kijk het monster in de bek. En ik huil stille tranen van liefde en verlies. Kijk om me heen, zie jonge mannen, jonge vrouwen, hoor de verhalen, lees de ogen, die ogen, die blik, zo bekend. Ogen die zwijgen en des te meer zeggen. Ik begrijp het niet. Maar voel. En zie. En onderga. Het verleden haalt ons in. De boten varen ons leven binnen en vragen om daden. Daden die dienen, die helpen, die voeden, die bouwen, die leren, hard werken aan een nieuw bestaan. Daden, die hoe we ook ons best doen, het monster te sussen en brandhaarden te blussen, niet kunnen voorkomen dat het zijn slag weer zal slaan.

Vandaag gedenk ik, het herdenken voorbij. Wat is er nodig, wat is nog vrij? Vrij van oordeel, van afwijzing, van angst? Vol met aandacht, met liefde, met licht? Hoe vrij ben ik zelf van het duister verleden, hoe vrij durf ik zelf door de wereld te gaan? Voorzichtig wil ik het pad betreden, met nieuwe ogen, nieuwe oren en wil ik vrij spreken met een nieuwe mond. Wil ik de tekens van de tijd begrijpen met een nieuw begrip. Het bloed van mijn verleden wil ik ader laten, doen stromen in brede rivieren die uitkomen in zeeën van licht. In warm kloppend bloed wil ik hen laten waden. Bloed van verleden verbinden met bloed van toekomst; liefde en warmte laten sijpelen in het koude bestaan. Noem jou, noem mij, noem ons – alles – maar vooral, vooral, bovenal bij de naam.

Vandaag. Denk ik. Vandaag moet het zijn.