landje veroveren

Geheel in stijl met de huidige tijdsgeest ben ik bezig met landje veroveren. Landje pik, zeiden we vroeger. Het spannende spel op een stuk aarde, waar ik met een schilmesje uit de keukenla probeerde zoveel mogelijk ruimte toe te eigenen. De spelregels waren duidelijk. In een stuk aarde tekende je samen een rechthoek af dat in gelijke stukken verdeeld werd. Van een afstand mocht je het mesje werpen in het land van een ander. De stand van het mes bepaalde in welke richting je een rechte lijn mocht trekken. Ontstond er een gebied dat aan jouw land grensde, dan mocht je je land groter maken door de grenslijn weg te vegen. En dan was de ander aan de beurt. Spannend vond ik het. En dikke pret samen met mijn buurtgenootjes. Het spel was afgelopen wanneer één speler al het land had veroverd. Of wanneer je je hand of voet erin kon zetten. Of als je moeder je binnenriep natuurlijk. Dan was degene met het meeste land de winnaar.
Ik moet eraan terugdenken als ik bezig ben met landje veroveren van een geheel andere orde.
Want ik heb een droomtuin voor ogen, lees wild, lees puur natuur. Daarvoor heb ik in de loop van de tijd allerlei zaadjes verzameld. En ik kijk naar wat er dit jaar groeit in onze voortuin: een weerbarstig stukje grond, taai begrast. Stukje bij beetje trek ik de pollen eruit en ook het invasieve Jacobskruiskruid moet eraan geloven. Als ik een stukje aarde heb blootgelegd, zaai ik de zaadjes. Dat klinkt makkelijker dan het is. Want wat wil ik wel en wat wil ik niet in de tuin? Welke zaadjes kiemen wanneer? Wat is de juiste plek met het oog op de zon en de schaduw? Hoe diep moeten de zaadjes in de grond? Het is een kwestie van uitzoeken en ook van gewoon maar uitproberen. Van de juiste tijd afwachten. Zo leer ik stukje bij beetje steeds meer over het wonderlijke leven van Moeder Aarde.
Vruchtbare compostaarde erop. Water geven. Takjes erover, want de buurtkatten houden van elk vrij stukje grond om daar hun uitwerpselen in te begraven, vogels pikken graag de zaadjes, slakken zijn dol op jonge blaadjes. Zo zijn de aardsrivalen ook een beetje mijn rivalen in het doen groeien van wat fleur en geur. Ik begin aan de buitenranden van de tuin, maar besef al snel dat het van binnenuit moet gebeuren, wil het feest niet helemaal weer van voren af aan beginnen. Het gras met name wel te verstaan. Alle uitgetrokken pollen gooi ik op een hoop te drogen, voor later op de composthoop. Daarna mag het weer mee doen om de planten en struiken te voeden. Tuintje gezond, cirkeltje rond.
Zo verover ik stukje bij beetje de tuin terug op ongewenste groei van verstikkende narigheid. Narigheid die geen ruimte biedt. Die als het de kans krijgt niets anders om zich heen verdraagt dan zichzelf. Een vorm van narcisme zou je kunnen zeggen, een schrale monocultuur. En ik moet vandaag onwillekeurig denken aan de wereld om ons heen. Psychologie van de koude grond. Ik snap die term inmiddels wel. De tuin leert veel over het leven en hoe daarmee om te gaan. Liefde. Aandacht. Geduld. Afwachten. Aanpakken. Zorg dragen. Water geven. En opnieuw. Volhouden. En opnieuw.
Landje veroveren met een droomtuin voor ogen. Want ik wil een vruchtbare tuin met planten en bloemen die tegen een stootje kunnen. Die de rivalen kunnen weerstaan. Die blijven, ook als het moeilijk wordt. Die bijen aantrekken en voeden. Die vrucht geven. Die elkaar steun geven. Die de leefbaarheid van de aarde bevorderen. Die kleur brengen in het grauwe bestaan.
Ik stuntel maar een beetje aan. Er mislukt van alles. Des te groter de vreugde over de kleine succesjes. Elk veroverd stukje land is er weer één. Een wilde tuin is mooi, maar vraagt om visie en beheersing van woekerende elementen. Bij landje pik snijdt het mes aan twee kanten. Mijn moeder roept me niet meer binnen. En dus ga ik door. Op het scherpst van de snede.