wetten en wegen

Jij maakt het verschil. Het is onmogelijk om geen verschil te maken.” Matthijs Schouten

Ooit had ik het vak Economie in mijn pakket. De allereerste les kan ik mij nog levendig voor de geest halen. Vrijdagmiddag rond vier uur ’s middags. Een hele lesdag, wat heet, een hele lesweek in de broekzak, mond op gaapstand, hand onder hoofd. De docent doceerde de theorie van het afnemende grensnut, en illustreerde dat met een boterham: De eerste boterham levert meer voldoening op dan de tweede of derde of vierde. Je kunt de boterham naar wens inwisselen met drop, bier, oliebollen of wat je maar lekker vindt. Op een gegeven moment heb je genoeg gegeten of gedronken en er komt een moment dat het je gaat tegenstaan (of erger) als je door blijft nuttigen. Met terugwerkende kracht denk ik dat deze Eerste Wet van Gossen ook zeker voor het laatste lesuur van kracht was. Er kon letterlijk niets meer in mijn hoofd op dat tijdstip. Wel in mijn maag, want wat had ik zin aan die fictieve boterham. De Wet van het Genoeg, zo bleef deze les in mijn hoofd hangen.

In de warme zomer van het vorige jaar was ik in de gelukkige omstandigheid dat ik meerdere malen in zee kon zwemmen. Net als Pieter Derks heb ik een hekel aan het strand bij warm weer en dus toog ik elke ochtend bij een wakker wordende zon de zee in. Daar schoot mij gek genoeg die Wet van het Genoeg te binnen. Want de verleiding was zeer groot om telkens een stukje verder de zee in te gaan. Omdat de golven daar net iets hoger zijn, omdat je daar beter kunt zwemmen, omdat je wilt weten tot hoever je kunt gaan, you name it. En ik bedacht me daar hoe gek het is om de zee te willen tarten. En vooral dat het water overal even lekker en verkoelend is.

In het boek Actieve Hoop van Joanna Macy e.a. lees ik over De Wet van de Ontevredenheid, bekend in de marketingwereld: ‘Het is de opdracht van reclamemensen om ontevredenheid te creëren bij hun publiek. Als mensen gelukkig zijn met hun uiterlijk, zullen ze geen cosmetica of dieetboeken gaan kopen… Als mensen gelukkig zijn met wie ze zijn, met waar ze in het leven staan en met wat ze hebben, dan vormen ze geen klantenpotentieel – tenzij je ze ongelukkig maakt.’ Een onbereikbaar ideaalbeeld wordt getoond en mensen worden ‘gemotiveerd om de belofte van verandering aan te schaffen’. Die Wet van de Ontevredenheid laten we over ons (en onze kinderen!) uitstorten als een schijthuis boven de gracht.

Een boeddhistisch verhaal ‘Het kopje thee’ gaat als volgt: De professor arriveerde bij het huis van de zenmeester en al jubelend over alle titels en diploma’s die hij gedurende zijn lange jaren van studie verworven had, stelde hij zichzelf voor. Vervolgens vertelde hij de zenmeester wat de reden was van zijn bezoek namelijk het leren van alle geheimen van de zenwijsheid. In plaats van hem van alles uit te leggen, nodigde de meester hem uit voor een kopje thee. Toen het kopje bijna vol zat bleef de wijze man, die blijkbaar ergens door werd afgeleid, de thee maar inschenken, waardoor de vloeistof op de tafel terechtkwam. De professor kon het niet laten om iets te zeggen. “Het kopje is vol, er past geen thee meer bij”, waarschuwde hij. De meester zette de theepot neer en bevestigde: “Jij ben als het kopje: je arriveerde hier tot aan de rand gevuld met meningen en vooroordelen. Tenzij je kopje leeg is, zul je niets kunnen leren”.

Wanneer heb ik genoeg? Wanneer vind ik mezelf genoeg? Wanneer ben ik tevreden? Mijn brein is grenzenloos, altijd op zoek naar meer, beter, verder. Eigenlijk is het een rusteloos, ontevreden gedoetje daar boven in dat hoofdkantoor van mij, van jou. Moeder aarde geeft echter haar grenzen aan. Ons lichaam geeft grenzen aan. Wij maken deel uit van het grotere geheel. Sterker nog, iets bestaat alleen omdat al het andere bestaat (Thich Nhat Hanh-Er drijft een wolk in dit vel papier). Bij een lezing van Matthijs Schouten onlangs in de Gasunie bleef een interessante uitleg over de Sabbat/zondag bij mij hangen. De Sabbat/zondag niet ingesteld voor onze rust als wel een dag waarop je mag beseffen dat alles goed is. Een dag waarop je niets meer toevoegt aan dat wat er is. En ik bedacht me dat wij er misschien wel goed aan doen om een heel tijdperk van de Sabbat/zondag in te stellen. Het doen met wat er is. Omdat het goed genoeg is.

We leven op een kantelpunt, als je het mij vraagt. Wetten. En wegen wat er voor mij toe doet. Welke weg wil ik bewandelen? Elke stap telt. Aarzelend, schoorvoetend, ferm, kordaat, klein of groot. Onzeker van het resultaat. Als een kind dat leert lopen met vallen en opstaan, keer op keer op keer. Andere vragen passen bij andere wegen. Wat vraagt de aarde van ons? Wat vertelt ons de natuur? Wat hebben de bijen nodig? De bomen? Om het te zien, moet je wel kijken. Koppie leeg. Vergeet alles wat je hier las en luister naar je eigen lijf en naar de natuur om je heen. Wat hebben zij te vertellen? Dat zou zomaar eens een kantelpunt in je eigen leven kunnen zijn.

ik kantel
elke kant op
tot ik overal ben gekanteld
op elke kant
van al mijn kanten
kantel ik
van geen kant af
ik kantel gewoon
tussen twee kanten in
een kant op
mijn kanten blijven kantelen
tot de kant opnieuw gekanteld is
en ik weer verder kan

Mirinne van Beek