niet meer waar zij waren, altijd waar wij zijn

Vandaag is het ‘Eeuwigheidszondag’ in de protestantse kerk. Net als bij ‘Allerzielen’ in de rooms-katholieke kerk worden de gestorvenen van het afgelopen jaar herdacht. Eeuwigheidszondag, ik ken die naam nog niet, maar het klinkt wel mooi. Niet speciaal vandaag, maar zo af en toe slaat het gemis bij mij toe. Meestal op heel onverwachte momenten, veroorzaakt door een bepaald geluid, een geur, iemand die iets zegt, het kan van alles zijn. Zo werd ik vorige week met een schok teruggeworpen in de tijd: in de krant staat een foto met daarop een man die zo sprekend op mijn vader lijkt dat mijn hart even stil staat. Ineens bevind ik me 21 jaar van hier aan het sterfbed van mijn vader en ik voel het gemis bijna lijfelijk.

“Zij die wij liefhebben en verloren, zijn niet meer waar zij waren, maar altijd waar wij zijn”. Een zin die ik lang geleden eens tegenkwam, een beetje raadselachtig toen, een stuk duidelijker nu. Het is hard iemand fysiek nooit meer te kunnen aanraken, omhelzen.. Een gesprek te voeren.. Een lach te horen.. Een geur.. Een gebaar.. Gekkigheid.. Daarvoor in de plaats komt een soort van nieuwe relatie ervaar ik. Irritaties, onhebbelijkheden en gedoe verdwijnen naar de achtergrond. Wat overblijft is de kern van iemand die zich steeds meer met mijn eigen kern verweeft. Een soort van reisgenoot in mijn leven. Die ik in mijn hart ontmoet. En die zo heel dichtbij is. Dichterbij dan ooit.

Zo reizen er veel mensen uit het verleden nog met mij mee. Ik kom ze soms tegen in mijn dromen. Sommige kende ik kort, sommige lang. Soms is het maar één zinnetje van iemand, die me in een moeilijk moment ergens doorheen sleept. Soms een bepaalde uitstraling van iemand die me energie geeft. Al naar gelang de situatie een scala van richtingaanwijzers op mijn pad. En dus steek ik vandaag een kaarsje aan. Omdat ik dankbaar ben dat de mensen ‘van voorbij’ in mijn leven waren en dat ze nog steeds bij mij zijn.

Van een mandarijn en zonnebloem- of olijfolie kun je heel eenvoudig een kaarsje maken, lees ik in het huis-aan-huisblad. Drie mandarijnen, een stinkende keuken en een doosje lucifers verder geef ik de pijp aan maarten. Maar vandaag probeer ik het nog een keer. De crux zit ‘m in het wachten. Niet een paar minuten, maar toch zeker wel een uur. Deze keer lukt het. Ik ben blij. Het kaarsje brandt al langer dan 4 uur. Geen eeuwigheid, maar genoeg om een warme gloed te verspreiden naarmate het donkerder wordt.

Attentie: als de olie op is, kan de vrucht vlam vatten. Net als bij alle brandende kaarsen, blijf in de buurt! Eerlijk: het blijft experimenteren voor een bevredigend resultaat.